J.C. Bloem, November, uit: Het verlangen
Het regent en het is November:
Weer keert het najaar en belaagt
Het hart, dat droef, maar steeds gewender,
Zijn heimelijke pijnen draagt.
En in de kamer, waar gelaten
Het daaglijksch leven wordt verricht,
Schijnt uit de troostelooze straten
Een ongekleurd namiddaglicht.
De jaren gaan zooals zij gingen,
Er is allengs geen onderscheid
Meer tusschen doove erinneringen
En wat geleefd wordt en verbeid.
Verloren zijn de prille wegen
Om te ontkomen aan den tijd;
Altijd November, altijd regen,
Altijd dit leege hart, altijd.