Awee Prins, Uit verveling, uitgeverij Klement, 2007
En dat alles uit verveling, heren,
dit alles uit landerigheid; het nietsdoen drukte mij.
F.M. Dostojewski, Aantekeningen uit het ondergrondse.
What shall I do now? What shall I do?
I shall rush out as I am, and walk the street
With my hair down, so. What shall we do tomorrow?
What shall we ever do?
T.S. Eliot, The Waste Land
Met deze twee citaten begint een uitgebreide, gedetailleerde en leerzame uiteenzetting van het begrip Verveling. “Wie kent dit ogenschijnlijk triviale verschijnsel niet: de verregende woensdagmiddagen en de eindeloze zondagen uit onze jeugd? Maar de verveling kan ook een grimmiger karakter aannemen of zelfs uitlopen op een afgrondelijke leegte waarin de wereld zijn betekenis geheel verliest.”
In dit boek verdedigt de schrijver de tegendraadse stelling dat de diepe verveling de verborgen grondstemming is van onze tijd. Dat lijkt tegen vele intuities in te gaan. Nog nooit hebben we het zo druk gehad. Of proberen wij met onze rusteloze bedrijvigheid de diepe verveling voortdurend te bestrijden?
Tegen de achtergrond van een autobiografische ‘Kroniek van een verveeld leven’ schetst Awee Prins een literaire geschiedenis van de verveling, die wordt gevolgd door een exploratie in wetenschappelijke pogingen tot opheldering van het fenomeen.
Een even messcherpe als hilarische, even diepgravende als lichtvoetige ‘Kritiek van de vervelende en verveelde Rede’. ‘Never a dull moment’.
Awee Prins 1957, is universitair docent fenomenologie, hermeneutiek en filosofie & kunst aan de Faculteit der Wijsbegeerte van de Erasmus Universiteit.