Gerrit Achterberg, Brood en Spelen, uit: Voorbij de laatste stad
’t Woord heeft het eerste en het laatste woord.
Daartussen valt een ideaal aan scherven,
planten zich reeksen generaties voort,
wier eigenschappen ik moest overerven.
Ik ga met geen gebeurtenis accoord
die niet in mij het jawoord kan verwerven
om voor te leven of om voor te sterven.
De kleine vissen gaan weer over boord.
Een brood is brood en stenen zijn van steen.
Hij die het ene weggeeft voor het ander
zal hongerend in de koude blijven staan.
Maar beide zijn dezelfde offerande:
een kind een hinkelsteen, volkeren graan.
En elke derde hond loopt met een been.