Merel van Slobbe, Tot we stevig genoeg zijn
Je komt zachtjes binnen zodat het blijven
minder op zal vallen en we praten over dingen
als stofzuigerzakken en wasverzachter.
Alle woorden nemen de vorm van mijn ruggengraat aan:
alleen maar bedoeld om dingen overeind te houden.
Ik druk mijn ellebogen in mijn zij zodat elk afscheid
binnen het deurkozijn past en ik zeg: weet je nog
dat we papieren vliegtuigjes door het huis gooiden
zodat we groter leken en weggaan kleiner.
Je knikt en zegt dat je ergens las dat kauwgum lang
tot zeer lang op straat blijft liggen, afhankelijk van
hoeveel mensen eroverheen lopen. Die nacht huilen we
om landschildpadden en alles wat langer leeft dan wij.
Vouw je handen voor mijn ogen en duw net zo lang
tot we stevig genoeg zijn
om niet te verdwijnen.