J. Bernlef: Het Kindsbeen, uit verzamelbundel Dichters van deze tijd
Het zat er in
als we fazant aten thuis
of werd er een schilderij verhangen, ik kletste
in de keuken tegen z’n veren, ik staarde als enige
naar de bleke vlek op het behang tot het een venster werd
nu (enorm gegroeid)
bekender met muren
hun uitslag, hun altijd eendere teksten en tekeningen
past mijn voet nog in mijn eerste schoen: ik heb een veer
in mijn linkerhand, een lege plek in mijn rechter
maar wat moet ik ermee
voorwerpen sindsdien
zijn nogal lodderig geworden, nogal onhandelbaar en
alles wat mij lief is is leeg als een officieel
formulier dus vul maar in:
sinds ik van
kindsbeen af
die lege plek bewaar, die stilte in de hersenschors
knoop ik van alles aan elkaar; net als de man die van een ansicht
de top van de Mount Everest schetste verklaar ik:
‘het panorama is er prachtig’