Emily Dickinson, gedicht 579, vertaald door Louise van Santen (De Prom, 1986)
Ik voelde honger – Jarenlang –
Tijd voor mijn Noenmaal kwam –
Trillend schoof ik nabij de Dis –
en nipte – die Vreemde Wijn –
Dit was – wat ik op Tafels zag –
wanneer ik hongerig Huiswaarts ging –
en in de Vensters, Weelde zocht –
niet voor Mijzelf – bestemd –
Ik kende niet dat gulle Brood –
Zo anders dan het Kruim
dat ik met Vogels deelde – vaak –
in de Eetzaal der Natuur –
Die nieuwe Rijkdom deed mij pijn –
Maakte mij vreemd – onwel –
Zoals een Bes – overgeplant –
van Bergstruik – naar de Weg –
Noch had ik honger – dus ik wist
Honger – is slechts een staat
van Hen – die buiten Vensters staan –
Verdwijnend – bij Binnengaan –