Herman de Coninck, Toekomst
uit Met een klank van hobo
Weggaan. En terugkomen.
Dromen. En niet meer dromen.
En niet meer weggaan.
En echte weemoed, niet om hoe het vroeger was
maar om hoe het ook vroeger nooit is geweest.
De herinnering aan wat nooit heeft bestaan.
Ik steek nog even een sigaar
niet op, en drink nog even niet van een glas Marc,
wacht nog even op wat ik heb, bedachtzamer.
Want we hebben de tijd.
Je bent in mij als de schemer in de kamer.
We hebben de verleden tijd.