Mist, Anton van Duinkerken
De mist heeft alle grachten ingesloten
Achter een wade van verganklijkheid.
Er wordt gezwegen. Ieder voertuig rijdt
Geluidloos langs de stil gelegde booten.
Dit is een avond om van eens genoten
Feesten te spreken, die wij vreugdbereid
Vierden met jonge vrienden, toen de nijd
Ons nog niet uit elkander had gestooten.
Maar wat geweest is, vindt geen wederkeer.
Zooals met ons, zoo gaat het met de meesten:
Elk zoekt zichzelf in vruchteloos verweer.
Vergeten raken dan voorbije feesten.
Tusschen ons hangt gelijk een mist de tijd,
Die ons uiteendrijft, elk in eenzaamheid.