september 22, 2023

Citaten uit Tussen droom en daad in Dubbelstad

Citaten uit Tussen droom en daad in Dubbelstad, 2004, © Joost Zwagerman

Alkmaar heeft in de loop van de eeuwen niet bijster veel schrijvers en dichters voortgebracht. Iets meer dan een handvol types dat later ‘iets literairs’ is gaan doen, is hier geboren. En naar namen van mensen uit de literatuur die er dan misschien niet zijn geboren maar later zijn komen wonen, is het al helemaal lang zoeken.

In Querido’s letterkundige reisgids van Nederland heeft Alkmaar tweeënhalve bladzijde toebedeeld gekregen. Dat is minder dan – en ik doe een willekeurige greep – Arnhem, Deventer, Maastricht, Hilversum, Bussem, Groningen en Leiden. Het is weer ietsje meer dan Hoorn en Den Helder. Maar daar is ook alles mee gezegd.
Overigens noemt die reisgids wel enkele wapenfeiten, zo wijdde Hildebrand in zijn Camera Obscura een korte passage aan Alkmaar en de kaasmarkt, “Dat Alkmaar, al de overige dagen van de week zo stil en levenloos, dat het een stedeke schijnt opzettelijk vervaardigd voor begrafenissen, (….) is nu aan een van gewemel en gegons vervulde bijenkorf gelijk.’

Hoe zou het komen dat Alkmaar zo schraal is vertegenwoordigd, niet alleen als geboorteplaats van Nederlandse schrijvers maar ook als plek waar schrijvers en dichters elkaar ontmoeten, als een bescheiden literair brandpunt? Waarom kent Alkmaar geen literaire fine fleur, geen kleine kring van schrijvers die weten: laat de rest maar in de Amsterdamse grachtengordel over elkaar roddelen, wij hebben een mooi alternatief – waarom bestaat er niet zo’n kring? Is het alleen maar toeval en willekeur, het gevolg van de stand der sterren waardoor niet in Alkmaar maar in, zeg, Winterswijk een jongen of meisje wordt geboren die anderhalve eeuw later voortleeft als een literair genie?

Ik kan me niet voorstellen ooit iemand te ontmoeten die van zichzelf zegt: ‘Ik ben een typisch Alkmaarse schrijver.’

Een belangrijk nadeel voor Alkmaar is natuurlijk dat de stad twee hoogliteraire buren heeft waar veel schrijvers zich door voelen aangetrokken. Haarlem heeft in Querido’s reisgids 12 pagina’s. De andere buur is vanzelfsprekend het nationale kunstenaarsdorp bij uitstek, Bergen.

Zou er ooit zo lyrisch kunnen worden geschreven over bereikbaar geluk op, zeg, de Platte Steenen Brug, aan het Verdronkenoord of de Oude Gracht, over de hertenkamp in de Hout, over de Waag, de Mient, over de Watertoren desnoods, of zelfs over alle nieuwbouw, zou het kunnen? Wat kan Alkmaar tegenover de concurrentie stellen? Provadja? (inmiddels gesloten), het Stedelijke Museum? De punkbandjes in Parkhof? (inmiddels een luxe en drukbezocht restaurant, het IJKgebouw).
Als Van Dis zijn Bergen aan Zee een fictieve vuurtoren geeft, in Indische Duinen, dan is het geoorloofd om aan Alkmaar ook allerlei fictieve elementen toe te voegen. Vorm de stad om tot een puur fictief en hoogliterair domein, dat de Noord-Hollandse werkelijkheid overstijgt.
Zo’n fictionalisering van Alkmaar bestaat en is te vinden in de roman Dubbelster, 1993, van Gerrit Komrij. In dit dubbelgangersverhaal speelt Alkmaar een tamelijk cruciale rol. Wie bekend is met Alkmaar, zal Alkmaar er niet perse in herkennen, Komrij heeft geen research gedaan en is nooit in Alkmaar geweest.

Mijn herinneringen zijn vervloeid geraakt met verzonnen incidenten, mijn fictie is sluipenderwijs de feitelijke stad binnengesijpeld, en de feiten van mijn Alkmaarse jaren zijn aangelengd met indrukken die ik aan mijn werktafel heb verzonnen maar die me in de loop der jaren soms verbazingwekkend reëel toeschijnen. Het is een vorm van dubbelzien waar ik nog lang over hoop te beschikken. Dit opgedeelde en uitgesplitste Alkmaar is op een prettige manier exclusief; in mijn verbeelding is Alkmaar voorgoed getransformeerd tot Dubbelstad.

 

NB
In Haarlem wordt de zogeheten Muggenreeks uitgegeven, een reeks novellen waar de stad een rol in speelt. Waarom is er nou in Alkmaar niemand die de tegenwoordigheid van geest bezit om ook zo’n reeks in déze stad uit te geven?
Alkmaar moet zijn eerste literaire avond met de schrijvers Van Weelden, Huigen en IJlander nog organiseren. Wie zo laks is, kan ook van die schrijvers geen warme gevoelens en engagement met de stad terugverwachten. Een stad kan een schrijver die zich over die stad uitlaat niet dankbaar genoeg zijn.