Vreemde vogels
Dichters zijn vaak goed gemutste vreemde vogels
die wilde woorden afvuren in plaats van kogels
en dat is ook maar beter zo.
Ze zijn niet bezig met de restyling van hun bundel
in boekhandeletalages, royaltyprecentages
of de laatste trends qua tienerromanrages.
Nee, dichters zijn er voor de boekenbon,
de middelmatige fles wijn en als medicijn
voor rampspoed, leed en opgekropt venijn.
Dichters zoals wij schrijven vaak uit noodzaak
om een luchtje te scheppen uit de kamer
met de duizend rare stemmen in ons hoofd.
Want als je daar te lang mee opgesloten bent,
is er een kans dat je ze uiteindelijk gelooft.
Zichzelf serieus nemende romanschrijvers
moeten altijd maar moeten moeten:
moeten jong debuteren, excelleren
en altijd hypes omtrent zichzelf creëren.
want zonder eigen hashtag is de PR weg.
En voor je het weet zijn, je verkoopcijfers
lager dan je leeftijd; droom kwijt.
Dichters dichten om de waanzin te verlichten
om geen bloedbad op een bloembed
aan te hoeven richten
als eerst opkomende alternatief
voor het begraven van je lief.
Dichters doen niet aan houdbaarheid,
leeftijdsgrenzen bestaan niet voor deze mensen
Ze zijn op het podium zichzelf, weer even elf
ongeacht hoe oud ze gister waren of vannacht
Ik heb in Pauls gedichten altijd het vermoeden
dat er in zijn universum constant mannen
mannen op tv slaan en er door een rozenprik
voortdurend maar vrouwen doodbloeden.
Zijn universum was er eerder dan het mijne
maar zou wel zomaar in het zijne kunnen opgaan,
en met al onze hersenkronkels mee verdwijnen.
Als ik later groot ben,
wil ik zo jong van geest
zijn als Paul als dichter
altijd is geworden, is geweest
zo’n goedgemutste vreemde vogel:
zo’n tijdloos energiek podiumbeest.
(c) Joris Brussel – Stadsdichter van Alkmaar
Een ode aan Koedijker dichtvriend Paul Roelofsen in de Koekenbier in Alkmaar tijdens de bundelpresentatie van zijn nieuwste werk: Een bloedbad, bloembed, Reuring, 28 september 2019
Nog zo’n ode komt van dichter Dick van Hoeve (ook lid van de Alkmaarse Dichterskring):
WELKOM IN DE KEERZIJDETIJD
als we
als leesmaagden
argeloos het wit
van zijn papieren hemeltjes
oversteken
zien wij
op dit zebrapad
de duizend en één doden
die hij aan de kantlijn heeft geparkeerd niet
de kleine beestjes
die het zwart
tussen deze regels bevolken
bewolken ons humeur
met een confettieregen aan genoegens
je hebt maar één nietpistool nodig
om zijn beeldspraakstellingen
vast te nagelen
op deze afslagen naar de hellepoort
het mag ook de omweg
naar een hemeltrap worden
het links of rechtsaf laat hij
aan de toehoorder over
als die niet in het stof
van de uitgestrooide haaientanden
heeft gebeten
uit zijn sigarendoos
kringelt de rook
van een fluweel toneelgordijn
we openen de sprookjeskokerspleet
van bijvoorbeeld de mandarijn
die van dichtbij een pompelmoes lijkt
schijfjes groen gekonfijte sinaasappel
als kers op de slagroomtaartjes
blijken vooropgezette levertjes
het bloed kruipt
door het oog van een wespentaille
de rode rozendame is helaas roze
de geurkus op de maneschijnlippen
licht lijkbleek op in het bloembed
(c) Dick van Hoeve
foto Pom Wolff, Reuring, 7 september 2019