Robin Veen, Binnenwereld
De deur sloeg met een klap achter me dicht. Omdat ik
door het raam geen kamer zie, woon ik sindsdien op het balkon.
Er zeilen meeuwen door mijn huis. Ik nam wel duizend keer
de deurklink in m’n hand, maar drukte nooit de twijfel neer.
Ver onder me zie ik het mierenvolk dat nijver gevels bouwt
waarachter iedereen de vloer belegt met laminaat,
zich warmt aan de moederhaard, zich aan een beeldscherm
heeft gehecht dat hen de wereld toont en vrienden maakt.
Ik vraag me af wie hing de wolken in m’n huis?
Er is geen vloer meer, geen plafond.
Dit zou de hemel kunnen zijn. De zon schijnt op m’n rug.
Binnen valt mijn schaduw naar beneden.