Leo Vroman, Hoe moet ik schrijven
uit: Gedichten 1946-1984/ opgenomen in de bloemlezing Dichten over Dichten (Atte Jongstra, Arjan Peters)
Hoe moet ik schrijven
Om met een opvallende
bijkomstigheid te beginnen
kan ik je over de manier
van verzen schrijven
eerst dit vertellen:
het bovenstaande
heb ik op de schrijfmachine
getikt
zonder eerst een kladje te
maken. Dat
kon ik doen omdat
ik dat
dat
hele stuk tot hier
in zogenaamd blank vers
d.w.z. stukgehakt proza
tijpte.
Blanke verzen rijmen niet.
Ze lijken op iets
dat al dan niet is gebeurd,
en in een krant gedrukt,
die toen aan de rechterkant
echt slordig is afgescheurd.
Aan de andere kant,
rijm is ook niet alles:
van het lang, hard werken
om die te bereiken
mag niemand iets merken,
of zelfs maar vermoeden
dat de zinnen, die lijken
geschreven in woede,
droom, liefde, verdriet,
eigenlijk met zoeken
in rijmwoordenboeken
en met staren in het niet,
met plotseling vloeken
en verbaasd ontdekken
dat door één, eerst gekke
en plotseling net goede
rijm het gedicht
is omgezwicht,
niemand mag vermoeden,
kortom, hoeveel raars
er onder het zoeken
tevoorschijn springt.
Voor ‘zoeken’ b.v. ‘handdoeken’
en voor ‘raars’, ‘baars’,
‘kaars’, ‘laars’.
Ik heb handdoeken vol baars,
en zoek met een kaars in mijn laars
naar hun onderbroeken.’
Nu is het gekke dat
dit gekker geklonken had
als het niet had gerijmd.
Neem zoiets als dit:
‘Een apestaart zat in zijn boot
met een lauw stuk paard op zijn schoot.’
Dat klinkt, vind ik, minder raar
dan bijvoorbeeld zo maar:
‘Een apestaart zat in zijn roeiboot
met een nogal warm stuk hond in de handen.’
Hoewel het volgende nog veel gewoner is:
‘Een apestaart zat in zijn schip
met op zijn schoot een lauw stuk kip,’
omdat kip nu eenmaal vaker gegeten
wordt, en dat behoort die staart ook te weten.
Hoe vaker iets wordt gezegd of gedaan,
des te gewoner doet het vaak aan.
Als de laatste drie letters aan het eind
van een foute regel zich herhalen
in de volgende, liefst enkele malen,
dan schijnt het of de fout verdwijnt.
Ook een bloeiende droom is fout,
de wekker streept hem door,
maar bij het ontbijt komen woud
en bloemen nog voor.
Veel volwassenen vergeten
hun dromen zodra ze eten,
en de zachtste droom verstijft
zodra je hem beschrijft;
trouwens, wat niemand ziet,
wat niemand kan meten,
kan ik niet weten
en bestaat dus niet,
zegt de fysicus.
Trek je daar niets van aan.
Schrijf zo, dat ook hij gelooft
in het landschap, open gegaan
binnen in je hoofd;
schrijf over je dromen
en de goedheid van dood
zijn als over bomen
vol bloedrood lover,
en schrijf als je moet
in gedichten,
maar proza, lieve wichten,
is ook goed.